-
1 interlink
v. aaneenschakelen, verbinden; aaneengeschakeld, verbonden worden[ - lingk] -
2 patch
n. lapje; vlek; verband; deel van de grond; (in computers) correctie van programmatuur dat slechts een klein deel toevoegt aan of wijzigt in het programma--------v. (een) lap naaien op/in; (op)lappen, verstellen, samenflansenpatch1[ pætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 vlek♦voorbeelden:6 patches of fog • mistbanken, flarden mistin patches • op sommige plaatsen/momenten→ purple purple/————————patch2〈 werkwoord〉1 (een) lap(pen) naaien op/in2 (op)lappen ⇒ verstellen; samenflansen→ patch up patch up/ -
3 OSI
open systeemverbinding - het gebruik van gestandaardiseerde procedures om het onderling verbinden van computersystemen in netwerken mogelijk te makenOSI (Open System Interconnection) -
4 Open System Interconnection
open systeemverbinding - het gebruik van gestandaardiseerde procedures om het onderling verbinden van computersystemen in netwerken mogelijk te maken -
5 Transistor Transistor Logic
transistor transistor logica, methode van verbinden van transistoren in onderling verbonden circuits
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский